Top 100 Zweedse woorden

Wij geloven dat je eerst de belangrijkste Zweedse woorden moet leren om je reis op weg naar vloeiend Zweeds spreken op de juiste manier te beginnen. De Zweedse woordenlijst hieronder bevat 100 van de meest gebruikte Zweedse woorden. Bekijk voor meer van dat soort woordenschat ons gele Zweedse woordenschatboek aan het einde van deze pagina.

Zweeds woordenschat 1-20

Nederlands	Zweeds
ik in het Zweeds	jag
je/jij in het Zweeds	du
hij in het Zweeds	han
zij in het Zweeds	hon
het in het Zweeds	den/det
we/wij in het Zweeds	vi
jullie in het Zweeds	ni
zij in het Zweeds	de/dem
wat in het Zweeds	vad
wie in het Zweeds	vem
waar in het Zweeds	var
waarom in het Zweeds	varför
hoe in het Zweeds	hur
welke in het Zweeds	vilken
wanneer in het Zweeds	när
dan in het Zweeds	sedan
als in het Zweeds	om
echt in het Zweeds	verkligen
maar in het Zweeds	men
omdat in het Zweeds	eftersom

Nederlands

Zweeds

ik in het Zweeds

jag

je/jij in het Zweeds

hij in het Zweeds

han

zij in het Zweeds

hon

het in het Zweeds

den/det

we/wij in het Zweeds

jullie in het Zweeds

zij in het Zweeds

de/dem

wat in het Zweeds

vad

wie in het Zweeds

vem

waar in het Zweeds

var

waarom in het Zweeds

varför

hoe in het Zweeds

hur

welke in het Zweeds

vilken

wanneer in het Zweeds

när

dan in het Zweeds

sedan

als in het Zweeds

echt in het Zweeds

verkligen

maar in het Zweeds

men

omdat in het Zweeds

eftersom

Zweeds woordenschat 21-60

Nederlands	Zweeds
niet in het Zweeds	inte
deze in het Zweeds	det här
Ik heb dit nodig in het Zweeds	Jag behöver det här
Hoeveel kost dit? in het Zweeds	Hur mycket kostar det här?
dat in het Zweeds	det där
alle in het Zweeds	alla
of in het Zweeds	eller
en in het Zweeds	och
weten in het Zweeds	att veta (vet - visste - vetat)
Ik weet het in het Zweeds	jag vet
Ik weet het niet in het Zweeds	jag vet inte
denken in het Zweeds	att tänka (tänker - tänkte - tänkt)
komen in het Zweeds	att komma (kommer - kom - kommit)
zetten in het Zweeds	att lägga (lägger - lade - lagt)
nemen in het Zweeds	att ta (tar - tog - tagit)
vinden in het Zweeds	att hitta (hittar - hittade - hittat)
luisteren in het Zweeds	att lyssna (lyssnar - lyssnade - lyssnat)
werken in het Zweeds	att arbeta (arbetar - arbetade - arbetat)
praten in het Zweeds	att prata (pratar - pratade - pratat)
geven in het Zweeds	att ge (ger - gav - givit)
leuk vinden in het Zweeds	att tycka om (tycker om - tyckte om - tyckt om)
helpen in het Zweeds	att hjälpa (hjälper - hjälpte - hjälpt)
houden van in het Zweeds	att älska (älskard - älskade - älskat)
bellen in het Zweeds	att ringa (ringer - ringde - ringt)
wachten in het Zweeds	att vänta (väntar - väntade - väntat)
Ik vind je leuk in het Zweeds	Jag gillar dig
Ik vind dit niet leuk in het Zweeds	Jag gillar inte det här
Hou je van mij? in het Zweeds	Älskar du mig?
Ik hou van jou in het Zweeds	Jag älskar dig
0 in het Zweeds	noll
1 in het Zweeds	ett/en
2 in het Zweeds	två
3 in het Zweeds	tre
4 in het Zweeds	fyra
5 in het Zweeds	fem
6 in het Zweeds	sex
7 in het Zweeds	sju
8 in het Zweeds	åtta
9 in het Zweeds	nio
10 in het Zweeds	tio

Nederlands

Zweeds

niet in het Zweeds

inte

deze in het Zweeds

det här

Ik heb dit nodig in het Zweeds

Jag behöver det här

Hoeveel kost dit? in het Zweeds

Hur mycket kostar det här?

dat in het Zweeds

det där

alle in het Zweeds

alla

of in het Zweeds

eller

en in het Zweeds

och

weten in het Zweeds

att veta (vet - visste - vetat)

Ik weet het in het Zweeds

jag vet

Ik weet het niet in het Zweeds

jag vet inte

denken in het Zweeds

att tänka (tänker - tänkte - tänkt)

komen in het Zweeds

att komma (kommer - kom - kommit)

zetten in het Zweeds

att lägga (lägger - lade - lagt)

nemen in het Zweeds

att ta (tar - tog - tagit)

vinden in het Zweeds

att hitta (hittar - hittade - hittat)

luisteren in het Zweeds

att lyssna (lyssnar - lyssnade - lyssnat)

werken in het Zweeds

att arbeta (arbetar - arbetade - arbetat)

praten in het Zweeds

att prata (pratar - pratade - pratat)

geven in het Zweeds

att ge (ger - gav - givit)

leuk vinden in het Zweeds

att tycka om (tycker om - tyckte om - tyckt om)

helpen in het Zweeds

att hjälpa (hjälper - hjälpte - hjälpt)

houden van in het Zweeds

att älska (älskard - älskade - älskat)

bellen in het Zweeds

att ringa (ringer - ringde - ringt)

wachten in het Zweeds

att vänta (väntar - väntade - väntat)

Ik vind je leuk in het Zweeds

Jag gillar dig

Ik vind dit niet leuk in het Zweeds

Jag gillar inte det här

Hou je van mij? in het Zweeds

Älskar du mig?

Ik hou van jou in het Zweeds

Jag älskar dig

0 in het Zweeds

noll

1 in het Zweeds

ett/en

2 in het Zweeds

två

3 in het Zweeds

tre

4 in het Zweeds

fyra

5 in het Zweeds

fem

6 in het Zweeds

sex

7 in het Zweeds

sju

8 in het Zweeds

åtta

9 in het Zweeds

nio

10 in het Zweeds

tio

Zweeds woordenschat 61-100

Nederlands	Zweeds
11 in het Zweeds	elva
12 in het Zweeds	tolv
13 in het Zweeds	tretton
14 in het Zweeds	fjorton
15 in het Zweeds	femton
16 in het Zweeds	sexton
17 in het Zweeds	sjutton
18 in het Zweeds	arton
19 in het Zweeds	nitton
20 in het Zweeds	tjugo
nieuw in het Zweeds	ny (nytt, nya)
oud in het Zweeds	gammal (gammalt, gamla)
weinig in het Zweeds	få
veel in het Zweeds	många
hoeveel? in het Zweeds	hur mycket?
hoeveel? in het Zweeds	hur många?
fout in het Zweeds	fel (fel, fel)
correct in het Zweeds	rätt (rätt, rätta)
slecht in het Zweeds	ond (ont, onda)
goed in het Zweeds	god (gott, goda)
gelukkig in het Zweeds	glad (glatt, glada)
kort in het Zweeds	kort (kort, korta)
lang in het Zweeds	lång (långt, långa)
klein in het Zweeds	liten (litet, lilla)
groot in het Zweeds	stor (stort, stora)
daar in het Zweeds	där
hier in het Zweeds	här
rechts in het Zweeds	höger
links in het Zweeds	vänster
mooi in het Zweeds	vacker (vackert, vackra)
jong in het Zweeds	ung (ungt, unga)
oud in het Zweeds	gammal (gammalt, gamla)
hallo in het Zweeds	hallå
tot later in het Zweeds	ses sen
oké in het Zweeds	ok
wees voorzichtig in het Zweeds	ta hand om dig
maak je geen zorgen in het Zweeds	oroa dig inte
natuurlijk in het Zweeds	självklart
goedendag in het Zweeds	god dag
Hoi in het Zweeds	hej

Nederlands

Zweeds

11 in het Zweeds

elva

12 in het Zweeds

tolv

13 in het Zweeds

tretton

14 in het Zweeds

fjorton

15 in het Zweeds

femton

16 in het Zweeds

sexton

17 in het Zweeds

sjutton

18 in het Zweeds

arton

19 in het Zweeds

nitton

20 in het Zweeds

tjugo

nieuw in het Zweeds

ny (nytt, nya)

oud in het Zweeds

gammal (gammalt, gamla)

weinig in het Zweeds

få

veel in het Zweeds

många

hoeveel? in het Zweeds

hur mycket?

hoeveel? in het Zweeds

hur många?

fout in het Zweeds

fel (fel, fel)

correct in het Zweeds

rätt (rätt, rätta)

slecht in het Zweeds

ond (ont, onda)

goed in het Zweeds

god (gott, goda)

gelukkig in het Zweeds

glad (glatt, glada)

kort in het Zweeds

kort (kort, korta)

lang in het Zweeds

lång (långt, långa)

klein in het Zweeds

liten (litet, lilla)

groot in het Zweeds

stor (stort, stora)

daar in het Zweeds

där

hier in het Zweeds

här

rechts in het Zweeds

höger

links in het Zweeds

vänster

mooi in het Zweeds

vacker (vackert, vackra)

jong in het Zweeds

ung (ungt, unga)

oud in het Zweeds

gammal (gammalt, gamla)

hallo in het Zweeds

hallå

tot later in het Zweeds

ses sen

oké in het Zweeds

wees voorzichtig in het Zweeds

ta hand om dig

maak je geen zorgen in het Zweeds

oroa dig inte

natuurlijk in het Zweeds

självklart

goedendag in het Zweeds

god dag

Hoi in het Zweeds

hej

Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Zweeds

Leer Zweeds - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.

Meer Informatie

Zweeds vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Zweedse woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.

Meer Informatie

Top 100 Zweedse woorden

Zweeds woordenschat 1-20

Zweeds woordenschat 21-60

Zweeds woordenschat 61-100

Vocabulaireboeken Zweeds

Leer Zweeds - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Zweeds vocabulaireboek

Flashcards Zweeds

Gratis Zweedse Flashcards

Gratis Leermaterialen